Tekenketen

Verslag van het gelijknamig project in de binnenstad van Tilburg.

Uit het boekje:
” In mei 2003 werd het Korte schijfpark in de Tilburgse binnenstad opgeleverd, een gloednieuw, groen golvend landschapje dat lijkt op een terugvergroot modelspoorbaanlandschap van Märklin. Onwerkelijk, synthetisch als de eerste beelden van Blue Velvet. Het park is openbaar, maar door zijn ligging , qua beleving, de binnentuin van de ± 300 bewoners van de omringende flats.
Tussen 15 en 20 september werd hier een atelierdorp getimmerd, zeven, uit vurenhout, merantiplaten en pvc-golfplaat opgetrokken keten. Een met kunstgras beklede caeravan vormde het trefpunt in het midden. Zeven kunstenaars werkten hier tot 12 oktober aan tekeningen, blootgesteld aan de invloeden van het weer, het stadsleven en veel sociale prikkels, van de collega’s, de vaste bewoners, passanten en bezoekers van het park.(…)

De kunstenaar is een marginaal, in zoverre hij niet met massaproductie, -dienstverlening of -communicatie bezig is. Hij komt altijd met iets aanzetten waar niemand om gevraagd heeft.
(Daarom wordt hij met een mengsel van wantrouwen, meewarigheid en bewondering gadegeslagen, hij wordt even makkelijk verketterd als gemystificeerd.)
Het zijn eigenlijk ook de “marginalen” van de buurt die het eerst bij ons binnenpionieren; diegenen die niet meer of nog niet in beslag genomen worden door efficiëntie, de druk van de strijd om het bestaan, de vrijgestelden van de waan van de dag: de ouderen, de kinderen, de overspannenen, WAO-ers, zwervers en zo meer. Dat waren onze eerste bezoekers, en onze terugkerende bezoekers.
En de kinderen legitimeren het bezoek van de ouders, de “centralen” die midden in het leven staan, die zoveel hoofdzaken aan het hoofd hebben dat ze geen ruimte hebben om zich met bijzaken of spel op te houden. Tenzij het voor de kinderen is. Want iets met de kinderen doen is noodzaak, en dus legitiem. Ook uitgelaten honden die het kamp inrennen blijken een rechtvaardiging om het kamp te bezoeken. De oudere buurtbewoners nemen in deze organische PR de externe contacten waar door hun kleinkinderen te trakteren op een kampbezoek. als hun kinderen een weekend op bezoek zijn.

Die kunstenaar is in de samenleving wat de “rare oom” is in de familie: die man die het anders doet, die in zijn fantasie is gebleven, niet echt ‘vast’ in de wereld is opgegaan, een groot kind, een gestabiliseerde onrijpe, een afwijkend voorbeeld voor kinderen.
Hij vertegenwoordigt de storing in de regelmaat, een belangrijk Darwinistisch principe, zijn nut is ruis in het kopieerproces te brengen zonder het te ontwrichten.
Kunst voorziet in onze strak geregisseerde wereld in de behoefte aan het ongevraagde.”